Een kijkje in het puberbrein
Neurowetenschapper Sabine Peters doet onderzoek naar het puberbrein: "De mate waarin pubers redelijk nadenken hangt sterk samen met hun motivatie."
Sabine Peters, universitair docent in Educational Neuroscience aan de Universiteit Leiden en onderzoeker binnen het Brain and Development Research Center, wil even iets rechtzetten: het stereotiepe beeld van de puber als malloot die alleen maar onverstandige dingen doet, klopt niet. “Er zijn genoeg adolescenten die rustig doorgaan met wat ze deden en alleen lichamelijke veranderingen doormaken. Er wordt nogal eens gedacht dat de prefrontale cortex – het rationele deel van de hersenen – bij pubers één groot gat is. Dat is niet zo, alleen is dat hersendeel nog in ontwikkeling. Dit soort bevindingen is ook belangrijk voor bijvoorbeeld het jeugdstrafrecht: moet je een 18-jarige crimineel beschouwen als een volwassene of als iemand die nog volop in ontwikkeling is?”
Gevoelig voor beloning
Wat wel klopt, vertelt Peters, is dat de mate waarin adolescenten redelijk nadenken sterk samenhangt met hun motivatie: een feest organiseren kunnen ze vaak wel, hun huiswerk op tijd af hebben lukt niet. “En dat hangt weer samen met het feit dat pubers erg gevoelig zijn voor beloning: ze zijn veel gemotiveerder om leuke dingen te doen dan dingen waar ze geen zin in hebben of die op de korte termijn weinig opleveren. Op MRI-scans kun je zien dat het striatum, het beloningsgebied in de hersenen, extra activiteit vertoont als je pubers beloont met geld of een compliment. Een beloning geeft de boodschap: je bent op de goede weg. En dat gevoel is belangrijk voor adolescenten, die bezig zijn zich los te maken uit de veilige omgeving van hun ouders en op zoek zijn naar hun eigen, nieuwe omgeving.”
Wat ook bij veel pubers in meer of mindere mate voorkomt, volgens Peters, is recalcitrantie. “De adolescent wil zijn eigen pad kiezen. En dat botst nogal eens met wat ouders willen. Dat heeft te maken met het feit dat de puber de lange termijn vaak minder goed kan overzien doordat de prefrontale cortex nog niet uitontwikkeld is. Ouders zien die langetermijneffecten wel. De puber kiest dus nogal eens voor een paar uur extra doorbrengen met vrienden in plaats van voor zijn huiswerk, terwijl de ouders weten dat goede schoolprestaties belangrijk zijn voor de toekomst.” Veel steun en onvoorwaardelijke liefde blijven geven helpt, ook al wil de puber het niet altijd. “Help met plannen en toon begrip voor pubergevoeligheden, het gaat over!” is wat Peters aan ouders van pubers wil meegeven.
Feit 1
Tieners zijn het liefst samen met leeftijdgenoten, live of via hun mobiel. Zij spiegelen zich aan elkaar. Niet voor niets lijken alle tieners enigszins op elkaar in uiterlijk en uitlatingen.
Feit 2
Er zijn drie belangrijke hersenstructuren betrokken bij het pubergedrag. De amygdala regelt de emoties. Het striatum is behalve bij emoties ook betrokken bij motivatie en beloning. De prefrontale cortex stuurt verschillende cognitieve functies en is onderdeel van de rationele hersengebieden.
Feit 3
Omdat deze hersengebieden in de puberteit nog niet optimaal communiceren, vertonen pubers vaak extreem en tegenstrijdig gedrag. Zo voelen ze minder remmingen en zoeken risico’s op (zoals veel drinken en sexting). Ook kunnen ze hun emoties minder goed onder controle houden, zijn ze snel afgeleid en hebben ze moeite met plannen. Ze overzien de gevolgen van hun gedrag op de lange termijn minder goed.
Feit 4
Egocentrisch gedrag vertonen pubers vooral thuis en niet bij vrienden of op school. Dat komt doordat ze zich thuis geborgen en veilig voelen en zichzelf zijn. Een compliment dus eigenlijk!
Feit 5
Tijdens de puberteit verschuift het slaap-waakritme. De puber gaat laat naar bed en staat laat op. Door de groeispurt heeft een puber minimaal 9 uur slaap per nacht nodig. Dat is door de week lastig haalbaar, waardoor de puber in het weekeind vaak extreem lang uitslaapt. Ook wordt het slaaphormoon melatonine bij pubers op een later tijdstip afgegeven dan bij jongere kinderen. Daardoor krijgen ze pas later op de avond slaap en worden ze ook later wakker.
Feit 6
Puberteit en adolescentie zijn twee verschillende dingen. De puberteit is de periode waarin kinderen uiterlijk volwassen worden (baard in de keel, schaamhaar), adolescentie duidt de gehele periode van volwassenwording aan. Dus ook de geestelijke veranderingen. De ontwikkeling van de hersenen gaat door tot ten minste het 25ste levensjaar.
Feit 7
De puberteit heeft ook positieve kanten: pubers leren snel, komen met ideeën, bedenken oplossingen en komen tot nieuwe inzichten. Als ze gemotiveerd zijn, aangemoedigd worden en de ruimte krijgen, dan kunnen hun talenten tot bloei komen.
Feit 8
De puberteit begint onder invloed van hormonen en gaat gepaard met lichamelijke veranderingen. Dit gebeurt bij meisjes gemiddeld tussen de 8 en 13 jaar. Jongens komen meestal zo’n half jaar tot een jaar later in de puberteit.
Feit 9
Tijdens de adolescentie zijn pubers vooral met zichzelf bezig. Ze zitten midden in de zoektocht naar hun eigen identiteit. Ze zijn op zoek naar acceptatie en daardoor beïnvloedbaar door leeftijdsgenoten. Sociale media bieden pubers meer dan ooit mogelijkheden om hun zelfbeeld te onderzoeken.
Feit 10
De puberteit is de levensfase waarin kinderen loskomen van hun ouders en leren om zelfstandig te zijn en verantwoordelijkheid te nemen.
Feit 11
Aan het begin van de puberteit geeft de hypothalamus, een gebied in de hersenen, het signaal af tot afgifte van het gonadotrofine-releasing hormoon (GnRH). Dit zorgt voor een stijging van de geslachtshormonen oestrogeen en testosteron, die veranderingen in het lichaam teweegbrengen en onder meer een groeispurt in de hersenen veroorzaken.
Feit 12
Pubers zetten zich graag af tegen hun ouders door opstandig gedrag, schreeuwen en schelden: hoe harder ze zich afzetten tegen de ouders, hoe beter ze hun ‘ik’ ervaren. Dat afzetten heeft dus een belangrijke functie.
Bronnen: Eveline Crone, Hersenstichting, Jmouders.nl, ouders.nl, Psychologie Magazine